Werkgeluksdeskundige #2 op lijst beroepen van de toekomst
Mensen die gelukkig zijn in hun werk zijn gezonder, creatiever, werken beter samen en hebben minder stress. Het HappinessBureau van Gea Peper leidt deskundigen op die helpen het werkgeluk in organisaties te vergroten. Het is zelfs het beroep van de toekomst. “Je kunt niet van alle managers verwachten dat ze resultaatgericht zijn en tegelijk op intermenselijk vlak goed uit de voeten kunnen.”
Gelukkig werken draagt bij aan een hogere arbeidsproductiviteit en een grotere klanttevredenheid, met betere resultaten als gevolg. Voormalig HR-manager Gea Peper kende de voordelen van werkgeluk al, maar merkte dat er in haar eigen organisatie toch maar weinig aandacht voor bestond. “We waren vooral bezig met beoordelingssystemen en optimaliseren van HR-processen. Maar de vraag ‘waar wordt de medewerker nu gelukkig van?’ bleef buiten beeld. Ik gun mensen juist dat ze met plezier naar hun werk gaan, dat ze hun talenten kunnen inzetten en het gevoel hebben een betekenisvolle bijdrage te leveren. Daar kun je als bedrijf bij helpen.”
HappinessBureau: vergroot het werkgeluk
Peper nam in 2015 ontslag en startte het HappinessBureau. Vijf jaar later adviseert en ondersteunt ze met drie collega’s bedrijven en organisaties die het werkgeluk van hun werknemers willen vergroten. Een van de diensten die ze aanbiedt is het verzorgen van opleidingen tot werkgelukdeskundige. Er is een post hbo-opleiding van zes dagen die het bureau voor vier hogescholen faciliteert in samenwerking met de Eramus Universiteit in Rotterdam (EHERO). Ook is er een in-company-opleiding. Een werkgelukdeskundige houdt zich als manager of stafmedewerker bezig met het vergroten van de geluksbeleving op de werkvloer. Deze deskundige geeft kennis en inzichten door over gelukkig werken en implementeert systemen die de geluksbeleving van medewerkers moeten bevorderen.
De opleiding is bestemd voor bedrijven en organisaties die er echt voor kiezen om werkgeluk centraal te stellen, zegt Peper. “Met de incompany-opleiding verspreid je de kennis over werkgeluk als een olievlek over je bedrijf. Je zou willen dat iedere leidinggevende ook werkgeluksadviseur is.”
De animo voor de opleiding groeit, aldus Peper. “Onlangs hebben we voor ruim zeventig leidinggevenden van een zorgorganisatie een leiderschapsprogramma over werkgeluk verzorgd. Een cursus van twee dagen, waarbij deelnemers het besef krijgen dat ze grote invloed hebben op het werkgeluk van hun medewerkers. Daarnaast krijgen ze de handvatten om het werkgeluk van hun mensen te vergroten.”
De reacties waren zeer positief. “Bij een ander traject keken we onder meer naar de employee experience en de employee journey oftewel de beleving van de medewerkers en de medewerkersreis. Daarom hebben we in een workshop een herontwerp gemaakt van het onboarding-proces, de instroom van nieuwe medewerkers. Die workshop was goed én pijnlijk. Het pijnlijke zat hem erin dat de organisatie dacht dat ze daar heel goed in waren. De feedback van nieuwe collega’s, die recent het instroomproces aan den lijve ondervonden, maakte duidelijk dat het toch echt anders lag. Het werd helder hoeveel winst er nog te behalen was. Daar zijn ze mee aan de slag gegaan.”
Beroep van de toekomst
Op de site van de nationale beroepengids staat een overzicht van 21 nieuwe beroepen met toekomst. Op de tweede plaats prijkt de werkgelukdeskundige. Inmiddels weten bedrijven het HappinessBureau steeds makkelijker te vinden. Daar staat tegenover dat er nog scepsis heerst en er discussie is over de effecten die medewerkersgeluk op de productiviteit heeft. “Er zijn steeds meer onderzoeken voorhanden die bewijzen dat gelukkige medewerkers minder vaak verzuimen en dat het ongewenste verloop daalt. Ook de productiviteit gaat omhoog en bewezen is dat er zeker sprake is van causaliteit. Ik krijg nog best vaak de vraag: wat levert het de organisatie nou precies op? Mijn tegenvraag is altijd: gun je het je mensen niet dat ze gelukkig zijn op het werk? We hebben in Nederland een burnout-rate die op jaarbasis 2,8 miljard euro kost. Dus die wat-levert-het-op-vraag stellen is hem beantwoorden. Vanuit het HapinessBureau helpen we organisaties werkgeluk te vergroten als doel en niet als middel om mooiere cijfers te behalen. Dan werkt het niet. Je moet echt de medewerker voorop willen zetten. Bedrijven kunnen hun medewerkers niet gelukkig maken, dat moet iedereen zelf doen. Maar je kunt als organisatie de voorwaarden waaronder ze zich gelukkig kunnen voelen wel faciliteren. Daar hebben ze zelf een verantwoordelijkheid in.”
Verschillende petten
Managers en leidinggevenden zijn vooral nog gericht op resultaten. Het monitoren van werkgeluk schiet er vaak bij in. “Leidinggevenden hebben verschillende petten. Ze zijn leider en moeten een visie hebben. Daarnaast zijn ze manager en moeten ze zorgen voor resultaten en problemen oplossen. Maar ze moeten er ook voor zorgen dat medewerkers doen waarin ze goed zijn. Dat die daardoor gelukkig zijn in hun werk. Dat zijn belangrijke, uiteenlopende rollen. Sommige leidinggevenden hebben het in de vingers om alle rollen goed te vervullen. Maar de praktijk leert dat het moeilijk is om resultaatgericht te zijn en tegelijk op intermenselijk vlak heel goed uit de voeten kunnen. Je moet dan andere mogelijkheden onderzoeken, zoals duaal management. Dan hebben twee leidinggevenden op een afdeling een duorol. De een richt zich op de resultaten, de ander op de relaties. Je kunt zelfs, bijvoorbeeld in zelfsturende teams, drie rollen door drie verschillende mensen laten invullen. Het gaat niet om wie de rol heeft, als ze allemaal maar aan bod komen.”
Werkgeluk: doe wat je gelukkig maakt
Peper gelooft niet dat de aandacht voor werkgeluk nog zal verdwijnen. Ook niet bij een volgende economische dip als de vraag naar arbeidskrachten afneemt. “Jongeren richten hun leven op hun eigen manier in. Ze zijn in tegenstelling tot vorige generaties opgevoed met het motto: doe vooral wat je leuk vindt en wat je gelukkig maakt. Ze ontlenen een deel van hun identiteit aan hun werk. Werkgeluk is daarom geen luxeproduct. De vraag ernaar gaat niet meer weg.”